Een voet tussen de deur – Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 – 1999
Inhoud | Hoofdstuk 5 | volgende hoofdstuk
[5] Jullie rechtsorde is de onze niet
‘Het jaar 1980 mag dan de vergelijking met jaren als 1491, 1566, 1672, 1748, 1886 of 1918, die als erkend roerige jaren de vaderlandse geschiedenis zijn ingegaan niet doorstaan, door de beoefenaren der openbare ordeverstoring mag het niettemin als een vruchtbaar jaar worden herdacht.’ Aldus opent het jaarverslag over 1980 van het Openbaar Ministerie. Het hele jaar door heerst er een voortdurende spanning in Amsterdam die verschillende keren tot een ontlading komt in de vorm van grimmige straatgevechten tussen krakers en politie. Doden vallen er niet. Maar dat is dan ook een van de weinige redenen waarom 1980 niet kan worden bijgeschreven bij de ‘erkend roerige jaren’. Voor de rest zijn alle ingredi�nten daarvoor ruimschoots aanwezig.
Het begint allemaal bij de Groote Keijser, de zes sinds november 1978 gekraakte panden aan de Keizersgracht. De aankooponderhandelingen tussen de gemeente en de eigenaar waren begin 1979 afgeketst. In oktober 1979 valt het ontruimingsvonnis in de bus. De bewoners krijgen tot eind november de tijd de panden te verlaten. Zo niet, dan zal de zaak ontruimd worden met behulp van de sterke arm. Nu stond de Groote Keijser in de kraakscene niet bepaald bekend om zijn strijdvaardige bewoners. Het was er op z’n zachtst gezegd een zootje. Iedereen liep in en uit en in de zomer konden toeristen voor een zacht prijsje op de Dam de sleutel van de Keijser meekrijgen voor een tijdelijk onderdak. Wanneer het erom gaat spannen, kiezen de meeste vaste bewoners eieren voor hun geld en zoeken elders onderdak. Van de vijftig oorspronkelijke bewoners blijven er uiteindelijk zo’n kleine tien over die zich niet bij een futloze aftocht willen neerleggen. Hun besluit staat vast: ‘Wij gaan er niet uit.’